Digitale democratie: Lessen uit een gezondheidscrisis
Alter Numeris, ce sont des chercheurs et des penseurs qui réfléchissent les enjeux de la société numérique.
22843
page-template-default,page,page-id-22843,stockholm-core-1.0.8,select-child-theme-ver-1.1,select-theme-ver-5.1.4,ajax_fade,page_not_loaded,vertical_menu_enabled, vertical_menu_transparency vertical_menu_transparency_on,menu-animation-underline,side_area_slide_with_content,wpb-js-composer js-comp-ver-6.0.1,vc_responsive

Digitale democratie:

Lessen uit een gezondheidscrisis

Samenvatting

De door Covid-19 veroorzaakte volksgezondheidscrisis heeft in verschillende delen van de Belgische samenleving, maar ook in de rest van de wereld, voor een schokgolf gezorgd. Op het gebied van technologie heeft het de aandacht gevestigd op het gebruik van digitale hulpmiddelen om de verspreiding van het virus tegen te gaan. Dit dossier brengt verslag uit over de problematiek rond het gebruik van deze technologieën in het huidige Belgische debat. Zij trekt drie lessen uit deze crisis, die zij als symptomatisch beschouwt voor het huidige digitale beleid: (1) het digitale tijdperk kan geen tijd van urgentie zijn, (2) bij het ontwerp en het gebruik van nieuwe digitale technologieën moeten fundamentele beginselen in acht worden genomen en (3) een sterke interface tussen technologie en samenleving is van essentieel belang. Uit deze lessen blijkt de noodzaak om de institutionele capaciteit op te bouwen om de basis te leggen voor een echte digitale democratie.

Gezondheidscrisis en digitale instrumenten: waar hebben we het over?

Sinds midden maart, heeft de epidemie die door Covid19 werd veroorzaakt, in België, en nog eerder in andere landen, een ongekende impact op ons persoonlijk en beroepsleven, onze economie en onze maatschappij als geheel. Velen van ons werden onderworpen aan inperkingsmaatregelen die toen onvoorstelbaar leken, terwijl het hele land  aan het wachten was tot het aantal besmettingsgevallen afnam.

In de loop van die weken en nu nog steeds kwam de rol van digitale technologieën in het crisismanagement plotseling naar voren als een instrument om de verspreiding van het virus te meten en te beperken. Dit omvat het gebruik van systemen die de te testen personen identificeren als gevolg van nauw contact met geïnfecteerde personen, of die het mogelijk maken dat personen die geïnfecteerd kunnen zijn, blijven communiceren of medisch worden gemonitord terwijl ze geïsoleerd zijn. Deze systemen kunnen automatische systemen zijn (toepassing op onze smart phones) of semi-automatisch (callcenters), en er is een enorme dataverzameling nodig om ze te voeden. Meer in het algemeen wordt verwacht dat de gegevens die met behulp van deze instrumenten worden verzameld, een analyse van de trends en ontwikkelingen van de pandemie op een breder niveau mogelijk zullen maken.

Gedurende deze hele periode heeft de gegevensbeschermingsautoriteit en de Raad van State hun rol ten volle gespeeld door een reeks adviezen te publiceren over voorgestelde wetgeving voor het reguleren van traceringsinstrumenten. Hun werk, dat soms hard is voor de ingediende teksten, herinnert aan het belang ervan in het wetgevingsproces om te werken aan de naleving van de fundamentele beginselen die ten grondslag liggen aan het gebruik van gegevensverzameling in het algemeen en het gebruik van digitale instrumenten in het bijzonder.

 

Hoewel deze episode de complexe verwevenheid van de verschillende bevoegdheidsniveaus om met het betreffende materiaal om te gaan aantoont, zijn de aarzelingen met betrekking tot de implementatie van een digitale traceringstoepassing bijzonder opmerkelijk. Eerst aangekondigd, vervolgens vervangen door callcenters, werd het uiteindelijk eind mei opnieuw aangekondigd en voorzien eind september zonder een effectief wettelijk kader.

Hoe werken trackingapplicaties?

Telefonische metagegevens bevatten informatie over onze (onnauwkeurige) locatie. Dit is informatie die door telefoonoperatoren wordt verzameld wanneer een gebruiker een SMS of een oproep ontvangt/verzend. Meestal worden de gegevens samengesteld uit de data van de twee gebruikers, de tijd en de locatie van elke gebruiker. Deze gegevens zijn zeer identificeerbaar: het kennen van een paar punten (plaats + tijd) is vaak genoeg om slechts één persoon te identificeren.

 

Dit zijn zeer gevoelige gegevens, omdat ze veel informatie over ons privéleven kunnen onthullen. Ze worden op een geaggregeerde manier gebruikt om te proberen de verplaatsingen van de bevolking te meten en de doeltreffendheid van de inperkingsmaatregelen te beoordelen. Zo heeft Google bijvoorbeeld geaggregeerde rapporten gepubliceerd waarin de afname van de mobiliteit als gevolg van overheidsmaatregelen over de hele wereld wordt gemeten, om te helpen bij de besluitvorming. De telefoonmaatschappijen hebben er ook mee ingestemd hun anonieme geaggregeerde gegevens met de overheid te delen, met (mogelijk) een grotere mate van gedetailleerdheid. Dit maakt het bijvoorbeeld mogelijk om te detecteren welke openbare plaatsen (winkelstraat, park, …) te druk bezocht zijn en gesloten moeten worden.

Proximity tracing: wanneer een persoon positief wordt gediagnosticeerd, worden alle mensen die zij in de afgelopen twee weken hebben ontmoet (en mogelijk geïnfecteerd), op de hoogte gebracht en in quarantaine geplaatst. Proximity tracing is een standaard techniek om de verspreiding te beperken en is bijvoorbeeld gebruikt bij de controle van Ebola. Zolang deze tracering efficiënt gebeurt door middel van een applicatie die door veel mensen wordt geïnstalleerd, kan het land opnieuw worden geopend zonder het risico te lopen dat het aantal geïnfecteerden explodeert. Deze “contacttracing” kan worden uitgevoerd door de directe interventie van bevoegde personen (via een callcenter), of door gebruik te maken van digitale toepassingen die automatisch de nabijheid van twee smartphones die door twee personen moeten worden gedragen, detecteren en onthouden, of door de twee benaderingen te combineren.

Vraagstukken en spanningsvelden

De invoering van dit soort systemen kan moeilijk zonder spanningen te creëren binnen de
samenlevingen, fricties waar we op moeten letten, niet alleen om de mogelijke excessen gelinkt aan
de invoering van digitale technologieën te voorkomen, maar ook om ervoor te zorgen dat de burgers
zich deze toe-eigenen en dat ze op de lange termijn echt effectief zijn. Een analyse van de recente
debatten brengt verschillende soorten wrijvingen aan het licht.

Vanuit het oogpunt van privacy

Beschermt de algemene verordening inzake gegevensbescherming (AVG) van Europa zijn burgers
niet tegen het gebruik van gegevens voor het meten en controleren van de gevolgen van het virus te
belemmeren? Nee. De AVG staat een uitzondering toe in het geval van een pandemie, mits het
gebruik van de gegevens in het algemeen belang gebeurt. Het is daarom belangrijk dat dit concept
voldoende kan worden gedefinieerd, zodat in geval van een noodsituatie zoals voorzien in de AVG
een duidelijke en operationele definitie van wat aanvaardbaar is, ter beschikking kan worden gesteld
van de betrokken actoren.

In overeenstemming met deze verplichting heeft het European Data Privacy Board (EDPB) in een publicatie uiteengezet dat een dergelijke uitzondering alleen gerechtvaardigd is als deze in een democratische samenleving noodzakelijk, passend en proportioneel is. Zo moet bijvoorbeeld het delen van telefonische metagegevens met de overheid om de mobiliteit van mensen te beoordelen anoniem gebeuren of met de uitdrukkelijke toestemming van de bevolking. In België heeft het Agentschap voor gegevensbescherming (ADP) onlangs een verslag gepubliceerd waarin het belang wordt benadrukt van het aantonen van de noodzaak en de proportionaliteit van het traceren van toepassingen.

Vanuit een technisch oogpunt

Er vond een technisch debat plaats over het ontwerpen van een traceerapplicatie: gecentraliseerde oplossingen (à la Française), waarbij een centrale autoriteit zorgt voor het contact met personen, en gedecentraliseerde oplossingen (zoals DP3T ondersteund door Google en Apple), waarbij elke telefoon via versleutelde informatie leert of hij in contact is geweest met een geïnfecteerde persoon. Beide brengen verschillende risico’s en trade-offs met zich mee, en de keuze tussen beide moet op een transparante en democratische manier worden gemaakt. Dit geldt ook voor handmatige tracering: welke gegevens vinden wij acceptabel om te delen met instellingen en bedrijven (rekening houdend met het feit dat ze vaak niet anoniem zijn).

In dit fase weet niemand echt of een traceringstoepassing effectief is om de epidemie in te dammen. Volgens een studie van de Universiteit van Oxford zou, als de toepassing door ten minste 60% van de bevolking wordt gebruikt, de overdracht van het virus kunnen worden geëlimineerd, mits er uitgebreide tests worden uitgevoerd en een strikte quarantaine wordt ingesteld. De resultaten van de studie tonen aan dat een nog minder wijdverbreid gebruik van de applicatie het mogelijk zou maken om de verspreiding van het virus tegen te gaan, maar het is nog niet duidelijk in hoeverre deze resultaten van toepassing zijn op de realiteit.  Evenzo kunnen vals-positieven en vals-negatieven ernstige gevolgen hebben. Aan de ene kant kan de applicatie een gevoel van overdreven vertrouwen geven en kunnen geïnfecteerde maar niet gedetecteerde mensen het virus gemakkelijker verspreiden. Aan de andere kant kunnen mensen die als potentieel risicodrager zijn aangemerkt, worden gedwongen om hun mobiliteit en sociale contacten te beperken zonder dat daar een echte reden voor is, wat een echte kostenpost kan zijn.

Ook al is het verzamelen van gegevens (door een applicatie of callcenter) goed ontworpen vanuit een privacyperspectief, toch vormt het een belangrijk probleem voor het lekken van gegevens. Of het nu gaat om georganiseerde hackers, of om menselijke fouten, gegevens die door een applicatie worden verzameld kunnen gaan lekken. De ervaring leert dat dit risico niet over het hoofd mag worden gezien.

Vanuit een ethisch oogpunt

De toestemming van mensen voor het gebruik van hun persoonlijke gegevens is een belangrijk punt. Contact tracing applicaties zijn een goed voorbeeld: de installatie van een dergelijke applicatie moet aan de wil van iedereen worden overgelaten. De toestemming voor het gebruik moet worden gegarandeerd, tegen elke vorm van verplichting om het te installeren of tegen discriminatie van mensen die ervoor kiezen om het niet te installeren.

De verzamelde gegevens zijn van gevoelige aard en kunnen voor discriminerende doeleinden worden gebruikt. Zo kan een werkzoekende die last heeft gehad van het coronavirus meer moeite hebben om een baan te vinden (door de werkgever “de schuld te geven aan het slachtoffer”). Deze mogelijke misbruiken moeten vermeden kunnen worden om ervoor te zorgen dat de gegevensverwerking niet leidt tot discriminerende maatregelen in de verschillende aspecten ervan. De Wereldgezondheidsorganisatie waarschuwt met name voor de stigmatisering die zou kunnen ontstaan ten aanzien van mensen die door het virus worden getroffen.

Vanuit een politiek oogpunt

De wijze waarop de gegevens worden gebruikt, de inhoud van de toepassingen en de omvang van de gebruikte technologieën moeten duidelijk en op transparante wijze worden gecommuniceerd, zodat ze openstaan door het publiek en door deskundigen kunnen worden gecontroleerd. Gezien de vele onzekerheden over de doeltreffendheid van de technologieën en het belang van het waarborgen van de beginselen die eraan ten grondslag liggen, is het ook belangrijk dat deze nauwlettend worden gevolgd door multidisciplinaire instanties die in staat zijn de gevolgen ervan op verschillende niveaus te beoordelen.

Uitzonderlijke maatregelen voor het gebruik van gegevens door de overheid (of een particulier bedrijf) houden het risico in dat de bewakingsmaatregelen worden gebagatelliseerd. Polen heeft bijvoorbeeld het gebruik van een opdringerige toepassing opgelegd aan mensen in quarantaine (GPS permanent geactiveerd, en de noodzaak om af en toe een selfie te sturen op straffe van een politiebezoek). Dit is al gebeurd in de Verenigde Staten, en in Europa, als reactie op de aanslagen. Zonder bewustzijn kan de publieke acceptatie van bewakingstechnologieën, zoals een toepassing voor het traceren van contacten of het gebruik van drones, een negatieve
invloed hebben op onze vrijheid en vrije meningsuiting.

De visie
van AlterNumeris

De Coronavirus-crisis heeft een dringend karakter meegekregen: het is een gezondheids-, economische, sociale en politieke noodsituatie. Deze urgentie zet de autoriteiten ertoe aan krachtige maatregelen te nemen, die ook buiten de crisis zelf kunnen overleven (ontwikkeling van een databank van besmette personen en hun contacten of andere toepassingen voor het opsporen van populaties en personen, bewakingsdrones, gezichtsherkenning, enz.). Het is belangrijk om de voorzichtigheid van de autoriteiten en de massale deelname van deskundigen en academici aan het publieke debat over deze complexe en gevoelige kwesties te erkennen. Met betrekking tot het opsporen van personen hebben verschillende groepen van deskundigen een reeks technische aanbevelingen gepubliceerd om het ontwerp en het gebruik van dergelijke systemen te sturen (toestemming, termijnen, architectuur van de databank, enz.).

Hoewel wij deze voorstellen steunen en het eens zijn met de waarborgen waarop zij zijn gebaseerd, achten wij het van essentieel belang om op het niveau van het digitale beleid te komen om na te denken over de wijze waarop het gebruik van digitale middelen de organisatie van het sociale leven kan beïnvloeden. De gezondheidscrisis is een groot klankbord voor onze relatie met het digitale De reacties op het Coronavirus zijn symptomatisch voor de manier waarop digitale technologie in alle gebieden van ons individuele en collectieve leven sluipt; gevangen in de urgentie, zijn we niet altijd in staat om de impact ervan op ons leven en onze samenlevingen te begrijpen. Bij gebrek aan een echt beleid dat zich bewust is van de ingrijpende gevolgen van de digitale technologie, zet de crisis ons tegen de stroom in en dwingt ons om met de rug tegen de muur te handelen. Het risico bestaat dat de politieke dimensie van de gemaakte keuzes uit het oog wordt verloren, dat de tijd voor overleg wordt weggehaald, dat de belangen van een paar ndustriële groepen in het gedrang komen of dat de politiek wordt overgeleverd aan een technicistisch
solutionisme dat gerechtvaardigd wordt door de hoogdringendheid van de situatie.

 

Wij zijn van mening dat uit deze crisis drie belangrijke lessen moeten worden getrokken om te voorkomen dat we in deze valkuilen terechtkomen. Deze drie lessen zullen waarschijnlijk de basis vormen voor een echt digitaal beleid dat ons niet alleen beter moet voorbereiden op toekomstige crises, maar ook de democratische legitimiteit van de keuzes die op dit gebied worden gemaakt, moet versterken.

Wij zijn van mening dat uit deze crisis drie belangrijke lessen moeten worden getrokken om te voorkomen dat we in deze valkuilen terechtkomen. Deze drie lessen zullen waarschijnlijk de basis vormen voor een echt digitaal beleid dat ons niet alleen beter moet voorbereiden op toekomstige crises, maar ook de democratische legitimiteit van de keuzes die op dit gebied worden gemaakt, moet versterken.

1. Digitale tijd kan niet de tijd van urgentie zijn

In tijden van gezondheidscrisis is het argument voor alle technologische ontwikkelingen het argument van de veiligheid. Het lijdt geen twijfel dat deze prioriteit belangrijk is in de richting van onze beleidsmakers. Maar het argument kan niet rechtvaardigen dat er niet wordt nagedacht over de vraagstukken in verband met de invoering van een technologie en de beschikbare alternatieven. Veel commentatoren en burgers vrezen dat de autoriteiten, net als bij terroristische aanslagen, het voorwendsel van urgentie zullen gebruiken om maatregelen te nemen die veel langer duren dan de noodsituatie. Deze urgentie, in termen van digitale technologie, is ook in tijden van stabiliteit een schandaal; het is dan de economische urgentie en de eisen van de internationale concurrentie die worden ingeroepen (de digital wave die niet mag worden gemist…).

In de Coronavirus-crisis lijkt de kwestie van de verschillende tijdsperiodes die op het spel staan ons van essentieel belang. Het gaat inderdaad om verschillende tijdsregimes. Het ontvouwen van de verschillende niveaus van temporaliteit maakt het dus mogelijk om telkens de vraag te stellen: welke maatregelen zijn in de tijd geschikt voor de situatie?

Een algemeen onderscheid kan als volgt worden gemaakt:

De temporaliteit van de KORTE termijn als het gaat om het nemen van onmiddellijke uitvoeringsmaatregelen (inperking, sluiting van winkels, restaurants, scholen; het bestellen van apparatuur, tests, compenserende economische maatregelen, etc.)

De temporaliteit van de MIDDELLANGE termijns als het gaat om het voorspellen en organiseren van deconfiniëring, met alle bijbehorende gezondheids-, sociale en economische maatregelen;

De temporaliteit van de LANGE termijn als het gaat om het nemen van structurele maatregelen tegen de cyclische terugkeer van het virus, en meer in het algemeen tegen toekomstige pandemieën (hervorming van de gezondheidssystemen, logistieke reorganisatie, verplaatsing van de productie, etc.)

De temporaliteit van de ZEER LANGE termijn, wanneer het, afgezien van specifieke gezondheidskwesties, gaat om de maatschappelijke en zelfs antropologische gevolgen van de systemen die tijdens de pandemie zijn opgezet (gezichtsherkenning, gegevenscentralisatie, enz.).

Op digitaal gebied moet elke beslissing worden genomen met behulp van een dubbele focusbril: een voor de onmiddellijke oplossing van de problemen die zich voordoen, en een andere voor de impact op lange termijn van de beoogde oplossingen. Geen van beide kan en mag afzonderlijk worden beschouwd, temeer daar we het onderlinge verband kennen tussen technische oplossingen die, eenmaal toegepast, in feite onomkeerbaar zijn. De focus op de lange termijn vereist een verschuiving naar de limiet: Wat zou er gebeuren als een dergelijke oplossing veralgemeend zou worden of als zo’n uitzonderlijk apparaat de norm zou worden? Dit langetermijnperspectief vereist dat we de technologie herintegreren in een fundamentele politieke vraag, de vraag die betekenis geeft aan alle andere: in wat voor digitale samenleving willen we leven? De technologie kan deze vraag niet voor ons beantwoorden; de technici van de technologie alleen kunnen de toekomst van onze samenlevingen niet sturen..

2. De principes voor het ontwerp en het gebruik van een technologie aannemen … en zich daaraan houden!

Het gebruik van digitaal in deze crisis mag niet binair zijn. Het gaat er niet om nee te zeggen tegen digitaal, dat zou absoluut absurd zijn. Het is echter belangrijk om principes te kunnen ontwikkelen om het ontwerp en het gebruik ervan te sturen. Principes die, zowel in tijden van crisis als in tijden van stabiliteit, op vele manieren kunnen worden ondermijnd:

PRINCIPE 1: NOODZAKELIJKHEID

De noodzakelijkheid houdt in dat de techniek niet het automatische antwoord moet zijn op alle problemen die zich voordoen. Meer in het algemeen vullen digitale technologieën immers in toenemende mate de moderne behoefte van publieke en private krachten voor controle, calculatie en voorspelbaarheid aan. Vandaar een schijnbaar onverzadigbare behoefte aan alle continue dataverzamelingstechnologieën van sensoren, tracers en persoonlijke gegevens die de zachte onderbuik van Big Data zelfgenoegzaam worden aangeboden. Dus besluit na besluit, crisis na crisis, technologie is het standaardkader voor al het verwachte gedrag en de enige mogelijke oplossingen. Deze schijnbaar neutrale houding is in werkelijkheid zeer ideologisch, want het ziet redding alleen in de technologie, ten koste van andere mogelijkheden die niet eens in overweging worden genomen

Laten we ons systematisch de vraag stellen of het nodig is een technologie in te voeren door de winst en het verlies op korte en lange termijn tegen elkaar af te wegen. De verleiding om automatisch een digitaal instrument te gebruiken om al onze problemen op te lossen, vooral in tijden van instabiliteit, moet in bedwang worden gehouden en aan reflectie worden onderworpen.

PRINCIPE 2: VOORAFGAANDE EN VOORTDURENDE EVALUATIE

De voorafgaande en voortdurende evaluatie van het gebruikte digitale systeem lijkt ons essentieel om de voorwaarden van het experiment te voorzien alvorens een gebruik te veralgemenen naar een hele populatie. Evenzo is het belangrijk om het gebruik ervan te kunnen controleren en de langetermijneffecten ervan te kunnen evalueren.

VOORBEELD 1 : De noodzakelijkheid van en de evaluatie van een applicatie voor het traceren van de populatie.

In verschillende landen ingezet, waardoor België voldoende inzicht heeft om de effecten van dit systeem op voorhand te evalueren. De lage participatiegraad van de bevolking, het grote risico op vals-positieven en de lage toegevoegde waarde van de applicatie kunnen de noodzakelijkheid van een dergelijk systeem terecht in twijfel trekken. Het zou zelfs contraproductief zijn als het de bevolking een vals gevoel van veiligheid zou geven. Als dit systeem echter zou worden ingevoerd, zou de permanente evaluatie ervan van essentieel belang zijn. Aangezien dit systeem echter snel lijkt te worden ingevoerd in België, is de voortdurende evaluatie van de doeltreffendheid en de meerwaarde ervan (via gekwantificeerde resultaten) essentieel. Merk op dat een dergelijke evaluatie niet is voorzien, aangezien alleen de evaluatie van de werking van de applicatie in de huidige juridische teksten is voorzien om de problemen op te lossen die in de loop van de tijd
zullen worden ontdekt (veiligheid, privacy of functionaliteit) en die inherent zijn aan de ontwikkeling van een dergelijke applicatie, zoals in het bijzonder is opgemerkt bij onze Franse of Duitse buren.

PRINCIPE 3: PROPORTIONALITEIT

Proportionaliteit, d.w.z. de mate waarin de genomen maatregelen geschikt zijn voor het nagestreefde doel, het volume van de verzamelde gegevens tot een minimum beperken en de anonimiteit garanderen. De Belgische en Franse privacy-autoriteiten specificeren ook – in het specifieke geval van tracering – dat moet worden aangetoond dat de gebruikte oplossing (al dan niet technologisch) het minst indringende middel is om het nagestreefde doel te bereiken.

Er is reden tot ongerustheid wanneer bedrijven de bewakingsmaatregelen willen afdwingen door het installeren van elektronische armbanden of gezichtsherkenningstoestellen aan de deur onder het voorwendsel van gezondheidsbescherming! Zo werd onder meer aan de Belgische kust een netwerk van 250 slimme camera’s voorzien om de toestroom van toeristen op te vangen en in kaart te brengen. De urgentie gaat hier verder dan de tijdelijkheid van de wet. Is al deze digitale ontplooiing gepast, proportioneel? Wordt de schijnbare onmiddellijke winst niet tenietgedaan door de langetermijneffecten?

VOORBEELDE 2 : Regelen van de klantenstroom in winkels via gezichtsherkenning

In België stelt een startend bedrijf voor om camera’s te installeren bij de ingang van winkels om mensen te tellen en zo te zorgen dat de gezondheidsregels worden nageleefd (aantal mensen per m²), maar ook om klanten te filteren bij de ingang door hun temperatuur te meten. Ten eerste kan men de noodzaak van temperatuurmeting in twijfel trekken De gegevensbeschermingsautoriteit stelt duidelijk dat dergelijke praktijken vooralsnog niet zijn toegestaan en herinnert ook aan de gedeeltelijke ondoeltreffendheid van een dergelijk systeem in de strijd tegen de verspreiding van de COVID 19 Dan kan men de proportionaliteit van het camerasysteem dat hier gebruikt wordt om klanten te tellen in vraag stellen, wetende dat andere eenvoudige systemen ( bewakingsagent bij de ingang, laserteller,…) dezelfde doelstelling op een veel minder opdringerige manier kunnen bereiken. In de pers kondigt deze startup aan dat zijn monitoringsysteem in de loop van de tijd zal evolueren en verrijkt zal worden met andere opties (klantprofiel en -gedrag, enz.), wat ook vragen oproept over de tijdelijkheid en het werkelijke doel van een dergelijk system.

VOORBEELD 3 : Databank om de verspreiding van COVID-19 tegen te gaan

Eind mei wordt een wetsvoorstel ingediend voor de oprichting van een door Sciensano beheerde databank. Bij twee gelegenheden heeft de gegevensbeschermingsautoriteit het voorstel in het kader van de AVG onwettig bevonden – uit de tekst blijkt niet dat de vereiste verzameling en registratie van alle gegevens noodzakelijk en evenredig is. Een andere grote grief in dit advies is de schending van het medisch beroepsgeheim.

PRINCIPE 4: TECHNISCHE TRANSPARANTIE

Technische transparantie betreft het ontwerp en de code van de applicatie, inclusief de auteurs, het doel van de applicatie en het gebruik van de gegevens die ze verzamelt, zodat iedereen er zeker van kan zijn dat ze alleen doet wat ze moet doen.

VOORBEELD 4 : Technische transparantie en broncode

In de computerwetenschappen is de broncode een tekst die de instructies waaruit een programma bestaat in een leesbare vorm presenteert, zoals die in een programmeertaal is geschreven. De publicatie van de broncode van de traceringsapplicaties is dus een elementaire voorwaarde voor transparantie. Sommige landen zoals Frankrijk, Groot-Brittannië en India hebben al stappen in die richting gezet. Hoewel deze praktijk op het juiste spoor lijkt te zitten, moet worden opgemerkt dat dit bij lange na niet het geval is voor andere applicaties van het type ‘gezichtsherkenning’ – waar de broncode grotendeels in handen is van de bedrijven die deze ontwikkelen.

PRINCIPE 5: POLITIEKE TRANSPARANTIE

Politieke transparantie heeft betrekking op de randvoorwaarden voor het nemen van beslissingen over digitaal beleid.

VOORBEELD 5 : Politieke transparantie van de Task Force “Gegevens tegen Corona”.

Na een carte blanche  van tech ondernemers in de Franstalige pers werd door het Ministerie van Volksgezondheid en het Ministerie van Digitale Zaken een werkgroep “Data & Technologie tegen Corona” opgericht om de overheid te helpen bij het nemen van goede beslissingen over het gebruik van data en technologie. De werking van deze werkgroep blijft ondoorzichtig, aangezien de lijst van de leden en de verslagen van de uitgevoerde werkzaamheden nergens officieel worden gepubliceerd.

3. Een digitaal beleid: technologie en maatschappij verbinden

Om de mechaniek van een voldongen feit te vermijden, verdedigen wij de noodzaak van een gemeenschappelijke en transparante reflectie over het gebruik, de implicaties en de mogelijkheden van de digitale instrumenten. Alleen een dergelijke bezinning zal het mogelijk maken deze crisis en de daarop volgende crises het hoofd te bieden in een vorm van democratische maturiteit, die vandaag de dag lijkt te ontbreken. Een sterk digitaal beleid moet kunnen profiteren van alle stemmen die tellen in het publieke debat en van de bestaande democratische mechanismen.

Alleen door de digitale instrumenten en het systeem dat eraan ten grondslag ligt democratisch en structureel te herbestemmen, kunnen we ons de betekenis van de technologische vooruitgang met vertrouwen toe-eigenen. Deze toe-eigening betekent dat we politieke onderwerpen van de digitale wereld kunnen worden, om er op een andere manier in te leven dan in de modus van een fait accompli, in tijden van crisis als in elke andere tijd. Wij pleiten voor een digitaal beleid door het ontwikkelen van het interface tussen technologie en de maatschappij.